De fiets is niet het favoriete vervoermiddel van de Fransen. Maar heel stilaan komt daarin verandering, zeker in Noord-Frankrijk. Het departement Nord heeft een heus fietsplan uitgetekend dat langzaamaan gerealiseerd wordt. Zo beschikt het sinds kort over een fietsknooppuntennetwerk dat aansluit bij het netwerk in West-Vlaanderen. Kan een grensoverschrijdend fietsknooppuntennetwerk een bijdrage leveren aan het verkleinen van die grens?
Midden juni 2022 opent het tweede Franse fietsknooppuntennetwerk in de Avesnois, in het oosten van het departement Nord: recreatieve fietsers kunnen er dan over liefst 1200 km genieten van verkeersarme, bewegwijzerde en voor fietsers geschikte wegen en wegeltjes. Drie jaar geleden werd ook in dit departement, en wel in Frans-Vlaanderen, de eerste 880 km aan Franse fietsknooppunten uitgezet, in het verlengde van de West-Vlaamse.
‘En een derde réseau points-nœuds vélo – tussen de IJzer-vallei en de Opaalkust – is in de maak’, zegt Jeroen Stam, chef de Project Coopération et Itinérance Transfrontalières van de Nord. ‘Op de landelijke wegen tussen de rivier de Leie en de Frans-Vlaamse heuvels zijn vooral Vlaamse en Nederlandse fietstoeristen te vinden, maar met een fietsnetwerk van Rijsel tot Duinkerke kun je ook op de Franse markt uitpakken met een grensoverschrijdend meerdaags fietsproduct. Nu al wijzen tellingen tussen de groene knooppuntbordjes dat er pieken zijn op zondag – wat wijst op recreatief gebruik – en uit de kaartverkoop blijkt dat toch al 40% van de gebruikers Fransen zijn. In Frankrijk is het recreatief fietsen minder ingeburgerd, maar het komt wel opzetten. Corona was daar een katalysator in.’
© Eurocyclo Département du Nord / Hilde Lenaerts
Al vóór de pandemie won het fietsen aan momentum in Noord-Frankrijk en groeide onder invloed van mobiliteits-, gezondheids- en milieubekommernissen een ‘prise de conscience’ bij de politici, die een ‘Nord durable’ nastreven dat tegen 2040 zelfs volledig klimaatneutraal wil zijn. Al sinds 2012 waren er fietsacties, met de editie van een gratis overzichtskaart, met tussen 2013 en 2015 fietszoektochten die veel Vlamingen lokten. In 2014 werd een studie gemaakt over de mogelijkheden van het fietstoerisme in het departement. In 2016 begon ‘fietsambtenaar’ Fabrice Lefebvre op vraag van het Conseil Départemental du Nord aan een ‘schéma cyclable départemental’, met het oog op een algemeen fietsplan: ‘Daarin staat een verbeterde mobiliteit voorop, op de verschillende overheidsniveaus, die samen en op hun eigen budgettaire tempo werken aan een verfijning van het fietswegennetwerk. Het departement verhoogt daartoe jaarlijks het fietsbudget tot 10 miljoen euro.’ In 2018 en 2020 werd het schema unaniem goedgekeurd door de regerende partij en de oppositiepartijen.
Uiteraard moeten de wegen op dit fietswegennetwerk aangepast zijn of worden, want die zijn niet altijd op fietsen voorzien in Frankrijk. Zelfs over de officieel voor fietsen geschikte wegen van het Franse knooppuntennetwerk rijden is een ervaring die niet altijd overeenkomt met die in Vlaanderen. Waar in Vlaanderen deze routes veelal over exclusief voor fietsers voorziene wegen leiden of minstens over fietspaden langs autowegen – die dan vaak nog eens gescheiden liggen – zijn fietspaden zelfs in Frans-Vlaanderen nog een rariteit, laat staan dat er veel aparte en alleen voor fietsers bestemde wegen zijn. Het komt meer dan eens voor dat je zelfs op de smalle, mooi geasfalteerde wegen van het Franse fietsknooppuntennetwerk plaats moet maken voor auto’s of landbouwvoertuigen. Gelukkig zijn de wegen hier over het algemeen niet zo druk.
Economisch gewin
Toch stelt ook het departement Nord groeiende verkeersproblemen vast, ‘vooral in geürbaniseerde gebieden’, zegt Lefebvre, ‘waar bovendien weinig ruimte is om nog eens plaats te maken voor fietsers. We geven daarbij prioriteit aan fietsverbindingen met bepaalde publieke bestemmingen, zoals bijvoorbeeld scholen.’ Fietspaden zijn er volgens hem nooit genoeg, maar de soms lastige en dure aanleg van fietspaden is ook niet altijd noodzakelijk. ‘Een fietspad langs een departementale weg waar 90 km/u gereden mag worden, trekt ouders niet zo aan om hun kinderen daarlangs naar school te sturen’, zegt Jeroen Stam. ‘Dan kan een knooppuntennetwerk over gemeentelijke weggetjes, die vaak daaraan parallel lopen en gemakkelijk autoluw gemaakt kunnen worden, een alternatief bieden. Dat veel goedkoper uitvalt!’ Al is de politieke bekommernis vooral gericht op ‘dagelijkse verplaatsingen, toch moeten we ook rekening houden met de verwachtingen van fietstoeristen’, zegt Fabrice Lefebvre, ‘die uiteraard mee profiteren van de uitvoering van ons fietsplan. Meer nog, de wetenschap dat vooral Belgische en Nederlandse fietstoeristen zitten te wachten op het kunnen fietsen op veilige en toegankelijke Noord-Franse wegen heeft de totstandkoming van ons fietsplan zeker versneld.’
‘Zo kan het toerisme helpen de dagelijkse mobiliteit te verbeteren’, zegt Jeroen Stam. ‘Het basisidee van een knooppuntennetwerk is dat een goed uitgebouwd fietstoerisme ook op andere vlakken een versterkend effect heeft. Zo werkt een regio bijvoorbeeld aan natuurbehoud en valoriseert ze haar natuurschoon. En is er economisch gewin: de horeca vaart er wel bij, nieuwe banen worden gecreëerd. En dat voor relatief weinig kosten.’ Ook dat laatste haalde lokale Noord-Franse politici over om meer aandacht (en budgetten) te besteden aan de ontwikkeling van het fietstoerisme. In september neemt Jeroen een delegatie mee naar de oorsprong van het knooppuntentoerisme, Belgisch-Limburg. Net als het postindustriële Noord-Frankrijk moest Limburg zich na de mijnsluitingen economisch heruitvinden. Daarbij zette de provincie haar bronsgroen eikenhout in en profileerde ze zich zo succesvol als fietsparadijs dat ze de rest van Vlaanderen (en ook Nederland, Duitsland en zelfs Wallonië) met zich meetrok in het uitrollen van een landelijk fietsknooppuntennetwerk.
Naadloze aansluiting
‘We zijn blij dat de Nord nu ook fietsknooppuntennetwerken uitrolt’, zegt Lien Phlypo, directeur recreatie bij Westtoer. ‘We vinden dit heel belangrijk voor het grensoverschrijdend (fiets)toerisme. Aan West-Vlaamse kant hadden we alle knooppunten op de grens al sinds 2016 voorzien, zodat de netwerken naadloos op elkaar aangesloten konden worden.’ Vandaag merk je als fietsrecreant amper dat je de schreve oversteekt, dankzij de op elkaar afgestemde benummering van de knooppunten. ‘Voor ons eigen netwerk betekent een Frans knooppuntennetwerk een meerwaarde: toeristen die in West-Vlaanderen komen fietsen, kunnen er ook de grens over wippen. Zo verruimen we in één klap ons aanbod. En hetzelfde geldt natuurlijk ook aan Franse kant.’
Inderdaad, we stellen dat zelf vast bij een tocht rond en over de Zwarteberg. Op het Frans-Vlaamse knooppuntennetwerk dat rakelings langs, maar ook over de Belgische grens slingert, is af en toe onduidelijk of we ons op Frans-Vlaams of West-Vlaams grondgebied bevinden. Sterker nog, vaak is de ene kant van de weg Frans en de andere Belgisch. Enkel straatnaamborden maken zichtbaar hoe het precies zit.
‘Het idee is altijd geweest om naadloos aan te sluiten op het Vlaamse netwerk, opdat de fietstoeristen zich zo nooit vastrijden of verloren rijden in een landschap dat zich gewoon voortzet: het is voor een fietser prettig vast te stellen dat hij aan beide kanten van de grens hetzelfde fietsgevoel krijgt’, zegt Jeroen Stam, die bevestigt dat het overleg met West-Vlaanderen prima verliep. ‘Omdat er op dit vlak al dertig jaar grensoverschrijdend contacten zijn. Er bestaan immers ook Europese fietsprojecten.’ Met het Interreg-project Eurocyclo werkt Europa aan de ontwikkeling van een internationaal fietsnetwerk: de aanleg en promotie van lange-afstandsroutes en voor Noord-Frankrijk ook de aanleg van fietsnetwerken. ‘Het stelde ons in staat de bewegwijzering en uitrusting van de Euroveloroutes 4 en 5 aan te pakken’, zegt Lien Phlypo van Westtoer, dat zijn expertise inzake het uitbouwen van een fietsknooppuntennetwerk in talloze meetings met de Fransen ter beschikking stelde. ‘De aanpak in elke regio kan wel verschillen, maar bijvoorbeeld voor de aansluiting van onze Kustroute op de Franse Vélomaritime verloopt de samenwerking heel goed. Het is vooral belangrijk de juiste partners aan de andere kant van de grens te vinden, maar dat lukt nu zeer goed dankzij de vele grensoverschrijdende contacten.’
Mentale grens
Voor het netwerk in de Avesnois, dat aan Belgisch Henegouwen grenst, geldt hetzelfde principe: ook hier sluit het Franse fietsknooppuntennetwerk feilloos aan op het Waalse. Verder loopt dwars door deze streek de lange afstand EuroVelo 3 route die Aken met Parijs verbindt. ‘De Nord grenst over maar liefst 350 km aan België’, getuigt Jeroen. Ook deze samenwerking verliep vlot hoewel met Henegouwen niet dezelfde lange traditie van internationaal overleg als met West-Vlaanderen was opgebouwd. Het is pas onlangs dat op politiek niveau de banden tussen Henegouwen en naaste buur le Nord zijn aangehaald.
Anders dan in het Frans-Waalse grensgebied is de mentale grens tussen Vlaanderen en Frankrijk echter groter, mede door het taalverschil. Ooit was er een harde landsgrens die aanleiding gaf tot een heuse smokkelcultuur, vandaag is er geen fysieke grens meer. ‘Toch is ondanks de open grenzen de scheiding in de geesten nu groter dan ooit’, zegt cultuurschepen Martial Waeghemacker van grensgemeente Godewaersvelde. ‘We weten niets meer van elkaar. Watou ligt aan de overkant, maar niemand van hier gaat naar zijn poëzie-, kunst- of muziekfestivals.’ Jeroen is ervan overtuigd dat een grensoverschrijdend fietsknooppuntennetwerk een bijdrage kan leveren aan het verkleinen van die grens. ‘Al is het aantrekkelijke van een grens altijd dat er iets aan de andere kant is dat “anders” is, dat de nieuwsgierigheid prikkelt. Voor toeristische ontwikkelaars is dat qua storytelling onbetaalbaar.’
© Eurocyclo Département du Nord / Jerome Silvere
Ondanks het jaarlijkse fietsfeest over de kasseien van Parijs-Roubaix en de wereldwijde uitstraling van de Ronde van Frankrijk blijft de fiets in Frankrijk een minderbedeeld mobiliteitskneusje. ‘Recreatief fietsen zit nog wat minder in het DNA van de Fransen’, besluit Lien Phlypo, ‘maar we merken wel dat het fietsen er opkomt. Vandaag is het aantal Franse recreatieve fietsers op West-Vlaamse wegen weliswaar nog beperkt, maar we hopen ze in de toekomst – mede door de ontwikkeling van de aansluitende Franse fietsknooppuntennetwerken – ook hier wat vaker te zien.’
Inmiddels heeft ook de rest van Frankrijk lucht gekregen van de fietsknooppunten in de Nord. Al blijft de belangstelling vooralsnog beperkt tot de eveneens meer noordelijke departementen, die allicht ook naar Belgische, Nederlandse en Duitse fietstoeristen lonken. De departementen Somme, Meuse en Doubs (Jura) kwamen zich informeren in de Nord om iets gelijkaardigs op te zetten. Of hoe Frans-Vlaanderen toch nog heel Frankrijk kan inspireren.